Fietsronde Susteren - Heppeneert (B)

Zurück
Höhen|meter:
40HM
Länge:
36.85km
Gehzeit:
2Std 45 Min


- Schwierigkeit


- Erlebnis
Wegbeschreibung/Routen|verlauf:
Mooie grensoverschrijdende fietsronde. U start op het smalste deel van Limburg in Susteren (P-plaats nabij Marialaan 15) en fietst vervolgens door het Ijzerenbos naar het meest westelijk gelegen dorp van Duitsland (Isenbruch) om vervolgens in Nieuwstadt weer de grens van Nederland over te steken. Via Limbricht (Kasteel), Einighausen bereikt u Berg aan de Maas. Hier neemt u het veerpont (gratis voor fietsers) naar België en arriveert in Dilsem-Stokkem. Langs de Maaswerken fietst u weer naar het Noorden en passert hierbij o.a. ook het bedevaartplaatsje Heppeneert (mooie kerk, tevens terrasgelegenheid)) en bereikt dan Maaseik, waar u over de Pater Sangersbrug weer de grens oversteekt naar Nderland. Via Roosteren en Dieteren bereikt u weer de startplaats in Susteren.
Susteren (Limburgs: Zöstere) is een stad in de gemeente Echt-Susteren, provincie Limburg (Nederland). De stad telt op 1 januari 2011 7.419 inwoners [1] en heeft een oppervlakte van ongeveer 28,34 km² en ligt tevens op de smalste plek in Nederland.
Archeologische vondsten
De oudste archeologische vondsten in Susteren dateren uit de prehistorie. Zo is gebleken dat in de wijk "In de Mehre" een nederzetting uit de IJzertijd moet zijn geweest. Die werd mogelijk voorafgegaan door bewoning tijdens de Bronstijd. Uit de Romeinse periode (na het begin van de jaartelling) zijn in Susteren en omgeving diverse vondsten gedaan. In de jaren vijftig van de 20e eeuw is aan de noordzijde van de middeleeuwse kern van Susteren een Romeins grafveld gevonden. Een nederzetting uit de overgang van de Laat-Romeinse tijd naar de Vroege Middeleeuwen is opgegraven bij het ten westen van Susteren gelegen Holtum. Ook bij de opgraving van de middeleeuwse abdij in 1991-1993 zijn vondsten uit de IJzertijd en Romeinse tijd gedaan. Het gaat vooral om aardewerkscherven die gevonden zijn in de beek, die langs de abdij stroomde. Mogelijk gaat het in de achtste eeuw door Pepijn aan Willibrord geschonken landgoed terug tot een Romeinse villa. Sporen van de gebouwen van een villa zijn echter niet gevonden. Bij de opgraving zijn resten van de abdij gevonden in de vorm van sporen van houten gebouwen (8e/10e eeuw), funderingen van stenen gebouwen (11e/ 19e eeuw), waterputten, beerputten, ovens en ruim 100 begravingen(8e/11e eeuw). Het klooster lag aan de noordzijde van de Amelbergakerk, welke net als het klooster eerst aan Salvator was gewijd. Het oudste klooster is qua plattegrond verwant aan 7e- en 8e-eeuwse kloosters uit Northumbrië (Jarrow, Monkwearmouth), het gebied waar Willibrord vandaan kwam. Het Salvatorpatrocinium wordt ook door een door Willibrord gestichte kerk in Utrecht gedragen.
Geschiedenis
Op 2 maart 714 werd door Pepijn van Herstal een abdij gesticht in Susteren, door het domein bij de beek Suestra te schenken aan Willibrord, de abdij van Susteren. De abdij werd eerst bewoond door monniken en vanaf de late 9e eeuw door nonnen. In de 13e eeuw werd het een stift voor rijke kanunnikessen. In de Franse tijd werd het klooster gesloten en kort daarna afgebroken. De huidige Sint-Amelbergabasiliek gaat terug op de latere romaanse kerk van deze abdij. In 900 werd koning Zwentibold hier begraven. Susteren is al eeuwen een bedevaartoord voor mensen met gebitsproblemen en iedere zeven jaar vindt er een heiligdomsvaart plaats.
De schepenen van Susteren komen voor het eerst voor op 14 september 1260. Susteren verkreeg al in 1276 stadsrechten door Reinoud I van Gelre. De oudste akte van de schepenbank is van 29 december 1312. Tot 1801 was Susteren hoofdplaats van het Landdekenaat Susteren.
Indeling en bevolking
Susteren is onderverdeeld in de wijken en buurten Heide, Mariaveld, In de Mehre, Middelveld en Munsterveld. Daarnaast hoort de landelijke buurtschap Baakhoven bij Susteren. De plaats had op 1 januari 2011 7.419 inwoners.
Spoorweg
Vroeger kende Susteren een groot rangeerterrein dat vooral gebruikt werd voor het rangeren van kolenwagons uit de mijnen van Zuid-Limburg. Dit rangeerterrein is jaren geleden gesloten en sinds 2006 opgebroken. Susteren heeft wel nog een NS-station: Station Susteren.
Nieuwstadt (Limburgs: De Nuujsjtadt) is een stadje in het midden van Nederlands-Limburg met 3.345 inwoners. De plaats ontving in de 13e eeuw stadsrechten en kan dus historisch worden gezien als een stad. Nadat het in de 16e eeuw werd opgenomen in het Gelderse ambt Montfort, werd het in de Franse tijd een zelfstandige gemeente. In 1982 werd Nieuwstadt onderdeel van de gemeente Susteren en in 2003 van de gemeente Echt-Susteren.
Nieuwstadt ontving stadsrechten in 1263 van graaf Otto II van Gelre. Daarna kreeg de stad een stadsmuur en gracht als versterking. In een akte, opgemaakt op 3 augustus 1277, wordt Nieuwstadt voor het eerst op papier genoemd als 'Nova Villa apud Elsene' (ook wel Helsene of Helsena) hetgeen betekent "Nieuwe stad aan (of op) Elsene". Er is een theorie dat ooit in een ver verleden een dorp of nederzetting 'Elsene' is verwoest door brand of geweld, en daarna geheel naast de oude resten is herbouwd en vervolgens dus 'Nieuwe Stad' is genoemd. In genoemde akte staat dat Hendrik III van Gelre, Heer van Montfort, zijn bezit: "kasteel Montfort en enige andere plaatsen met onder meer Nieuwstadt", bij erfenis overdraagt zijn neef Reinoud I van Gelre.
Nieuwstadt bezat enkele belangrijke uiterlijke kenmerken van een stad in de Middeleeuwen maar is naar huidige maatstaven nauwelijks een stad te noemen. Nieuwstadt is een typisch voorbeeld van een ville nouvelle, een geplande stad. “Nouvelle villes” of “novae villae” zijn steden of dorpen die hun ontstaan danken aan ontginning door kolonisten, gelokt door een vorm van vrijheid die in het feodaal domein niet bestond. De stichter van een dergelijk ville was steeds de eigenaar van een groot aantal stukken grond. Om van zijn ‘nieuwe stad’ een succes te maken gaf hij hen een ruime mate van vrijheid waardoor ze gespaard bleven van allerlei verplichtingen, karweien of herendiensten. Vaak moesten ze alleen maar een bepaalde vorm van belasting (‘cijns’ genaamd) betalen - vaak in natura - voor het stuk grond wat ze mochten bebouwen. Het gebied van de heer was opgedeeld in stukken grond die aan boeren waren toegewezen en elke boer besteedde al zijn tijd aan zijn ‘eigen’ stuk grond. In 1294 telde Nieuwstadt 314 ‘area’ (= hofsteden) ofwel kleine huissteden of huisplaatsen. Dat verklaart wellicht dat men zelfs nu nog vaak spreekt van “de“ Nieuwstadt (en de Limburgse naam voor Nieuwstadt is “De Nuujsjtadt”), want die ‘nouvelles villes’ worden in heel Europa vaak vooraf gegaan door een lidwoord. Dat dit lidwoord voor Nieuwstadt vanaf het begin werd gebruikt blijkt uit tal van teksten.
Het 13e eeuwse stratenplan is bewaard gebleven. Van de grachten en van de wallen is niet zoveel meer te zien, maar een van de plekken waar het deze wel te zien zijn, is de open ruimte rond Huis Witham. Van de veldzijde gezien vormt deze ruimte de zuidrand van de stad Nieuwstadt.
Reeds in de akte, opgemaakt op 3 augustus 1277, waarin Nieuwstadt voor het eerst schriftelijk wordt genoemd ligt de eerste verwijzing naar Nieuwstadt als mogelijke vestingstad. Dat blijkt onder andere uit de aanduiding als Novum oppidum. Volgens G.Venner is Nieuwstadt nog het meest bekend als vesting.
In de rijmkroniek betreffende de slag van Woeringen, geschreven door Jan van Heelu rond 1292 staat dat in 1286 tijdens de aanloop op de slag dat de hertog van Gelre zich terug trok in “sine veste” en die was gelegen “ter Nuwer Stat”. Er waren verdedigingswerken, zoals een stadsmuur en poorten. Een aantal straatnamen van nu herinneren hier nog aan: St. Janswal, St. Maartenswal, St. Brigidawal, Millenerpoort, Haverterpoort en Susterderpoort. Er is een aanwijzing dat er rond 1400 nog een aarden wal was aangezien de hertog in 1398 bevel gaf “die stat te mynren ind aff te graven”.
Vanwege deze verdedigingswerken werd het regelmatig in oorlogshandelingen betrokken. In 1398 was het een belangrijke militaire vesting in de strijd tussen Gelre en Luik om het Kasteel Millen. In hetzelfde jaar stak de hertog van Brabant de vesting in brand om te voorkomen dat de Brabanders de stad zouden belegeren en daarna plunderen. Maar er bestaat toch enige twijfel of dat wel echt gebeurd is.
Toch bleven de defensieve artefacten enigszins belangrijk. In 1583 werden tijdens een slag de wallen en poorten verwoest. Ze werden niet meer opgebouwd en Nieuwstadt verloor de betekenis als militaire vesting. De welvaart en groei kwamen tot stilstand en liepen zelfs terug. De stadsrechten bleven echter wel behouden. Keer op keer werd Nieuwstadt en omgeving het slachtoffer van plundering en verwoesting ongeacht of het door een vijand of een bondgenoot was. Nieuwstadt groeide nauwelijks en ook haar aanzien veranderde weinig. Wel werd een ruimere omwalling aangelegd en een tweede gracht gegraven waarvan de sporen in Nieuwstadt te zien zijn. In een latere fase werden de stadsmuren gesloopt. Stenen omwallingen en stadspoorten vervielen tot een ruïne of werden gesloopt.
Als Nieuwstadt al vestingstad genoemd kan worden dan blijft dat vestingkarakter beperkt tot natte grachten, muren en poorten. Het is onbekend hoe die muren eruit zagen. Samenvattend kan men stellen dat Nieuwstadt de potentie had om een vestingstad te worden, maar de aanwezige elementen zijn in militair opzicht te beperkt om van een vestingstad te kunnen spreken. Het is net als bij de discussie over de stadsrechten: de componenten zijn in kiem aanwezig maar zijn nooit volgroeid. Misschien is het beter om over Nieuwstadt te spreken als een nederzetting met defensieve elementen, een goed verdedigbare nederzetting.
Berg aan de Maas, is een plaats in het zuiden van Nederlands Limburg. Zij maakt sinds 1982 deel uit van de Limburgse gemeente Stein. Tot de gemeentelijke herindeling in 1982 behoorde zij tot de voormalige gemeente Urmond, die is opgegaan in de nieuwe fusiegemeente Stein. Voor de Franse bezetting in 1794 was het een Guliks dorp met een eigen bestuur. In 1800 werden Berg aan de Maas en de voormalige Vrijheid Urmond samengevoegd tot de gemeente Urmond.
Zoals de naam al zegt, is het dorp gelegen langs de rivier de Maas. De toevoeging "aan de Maas" dient ter onderscheiding van het gelijknamige en tevens in Limburg gelegen Berg in de gemeente Valkenburg aan de Geul. Beide plaatsen worden lokaal en in hun naaste omgeving veelal kortweg "Berg" genoemd.
Het dorp was al in de 16e eeuw een parochie met een eigen kerkgebouw. Anno 2007 heeft Berg circa 2050 inwoners, terwijl het inmiddels qua bebouwing eraan vast gelegen gehucht Nattenhoven er circa 170 telt.
In het verleden is Berg meermaals bedreigd door overstromingen van de Maas. Berg ligt, sinds in de jaren twintig en dertig van de 20e eeuw aan de oostelijke zijde het Julianakanaal gegraven is, ingeklemd tussen twee grote waterlopen.
De kerk van Berg aan de Maas is genoemd naar de heilige Michaël: de Sint-Michaëlskerk. Het oorspronkelijke gebouw is in 1842 door de Maastrichtse bouwmeester Jean Dumoulin vergroot en in 1905 nog eens verbouwd door de Tegelense architect Caspar Franssen.
Qua adressering valt Berg nog steeds onder Urmond.
Heppeneert werd voor het eerst vermeld in 1202, als Heppenardt, maar bewoning van dit gebied is veel ouder, getuige bodemvondsten uit het neolithicum en de bronstijd.
Oorspronkelijk lag Heppeneert vlak aan de Maas, maar deze is in de loop van de eeuwen verder naar het oosten opgeschoven. Vrijwel alle heerlijke rechten, waaronder het veerrecht en het visrecht, kwamen toe aan de Abdij van Thorn, ten gevolge van een schenking van Ansfried aan deze abdij.
Heppeneert bestond uit twee delen: Groot Heppeneert en Klein Heppeneert. Groot Heppeneert had al een kerk vóór 1202 en deze viel onder de parochie van Neeroeteren. Het noordelijk hiervan gelegen Klein Heppeneert viel deels onder de jurisdictie van de abdij van Thorn en deels onder die van de Graaf van Loon. De bewoners van Klein Heppeneert vielen onder de parochie van Aldeneik.
Kerk Onze-Lieve-Vrouw van Rust
Heppeneert als populair bedevaartsoord vindt zijn oorsprong in het beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Rust. Dat beeld werd oorspronkelijk vereerd in de kapel van de Kapellerhof (de uit de middeleeuwen daterende Hof aen die Capelle) te Elen, waar het eeuwen eerder was aangespoeld bij een overstroming van de Maas. In 1706 werd de pachthoeve met de kapel verkocht aan de Kruisheren van Maaseik. Onder hun invloed nam de Mariaverering verder toe. Tijdens de Franse periode verborg pastoor Coopmans van het nabijgelegen Heppeneert het beeld en plaatste het in 1801 in de St.-Gertrudiskerk. Hoewel de bedevaart naar Elen bleef voortbestaan, wist pastoor Froyen in 1883 van de kerk van Heppeneert het centrum van de devotie te maken.
De kapel werd samen met 7 are grond aan de voorkant van de kapel bij legaat in 1989 door juffrouw Hélène Roebroeck geschonken aan de kerkfabriek van Elen. Door middel van een ministerieel besluit van 9 juni 2004 is de kapel, samen met het voormalig laathof 'Kapelhof' (welke ook eigendom was van de familie Roebroeck) omwille van zijn historische en volkskundige waarde als monument beschermd. Het Mariabeeld van Onze-Lieve-Vrouw van Rust werd op 15 augustus 2012 voor het eerst van het bedevaartsoord in Heppeneert terug naar zijn oorspronkelijke vindplaats in Elen gebracht.
Enkele 16de-eeuwse beelden vormen de belangrijkste kunsthistorische elementen van het neo-romaanse kerkinterieur, waaronder het retabelfragment van Sint-Jan Evangelist en O.L.-Vrouw van Rust, afgebeeld in rustende houding, het hoofd gebogen en de handen gevouwen op haar schoot. Achter Maria staat een man, naar men vermoedt de apostel Johannes.
Ook nu nog komen jaarlijks tienduizenden bedevaarders naar Heppeneert om te bidden voor geestelijke en lichamelijke gezondheid, om bevrijd te worden van angsten en kwellingen, om inzicht te verkrijgen in moeilijk te nemen beslissingen, of gewoon om tot rust te komen.
Mehr Info im WWW
Bilder:
Bild 1
Bild 2
Bild 3
Bild 4